
Veluweschilder Antoon Markus (1870 Arnhem – 1955 Oosterbeek) neemt binnen de Nederlandse schilderkunst een bijzondere plaats in. Het is het oeuvre van een onvermoeibaar tekenaar met oog voor detail en gevoel voor compositie. De onstuitbare tekendrift gaf hem waarschijnlijk innerlijke rust.
Als schilder van de open ruimte noteerde hij de essentie van de plek onder de hoge luchten. In de traditie van Jan van Goyen (1596-1656) en met de voor hem leidende uitspraak van Jean-Auguste Dominique Ingres (1780-1867) “Le dessin est la probité de l’art”.
In 1899 begint hij aan een ‘wandeltekentocht’ die tot eind 1901 zal duren.
Via Maastricht gaat hij naar België en tekent alles wat hem in het landschap boeit. In 1901 steekt hij over naar Londen en mag komen werken op het atelier van Laurens Alma Tadema (1836-1912). Gedurende zijn verblijf in Londen wordt een tentoonstelling van het werk van Antoon Markus gehouden.
In 1908 begint zijn ‘2e wandeltekentocht’ die anderhalf jaar zal duren. Via de Belgische Ardennen komt hij uiteindelijk in Parijs.
Antoon Markus mag dan als een flamboyante bohemien de geschiedenis zijn ingegaan, over zijn werken waakte hij secuur. Gedurende zijn hele carrière heeft hij de voortgang van zijn teken- en schilderkunst in dagboeken bijgehouden.